Jagen zonder geweer

Stel, je bent spruitenteler. De oogst is je broodwinning. Maar dan komen de konijnen, die tweeduizend spruitenplanten opvreten. Weg oogst.

Of je bent beheerder van het spoorwegnet. En konijnen graven holen en hangen nabij de rails en de perrons. Vorig jaar nog is er in Gorinchem een onderhoudsmachine van Rijkswaterstaat van het talud gekieperd toen de knaagdieren gangen hadden gegraven in de ondergrond. Het zijn twee voorbeelden uit een lange reeks.

Jan-Willen van de Water doet er wat aan. Hij bestrijdt konijnen in opdracht van Prorail en Rijkswaterstaat. De Sprinterlijn tussen Zoetermeer en Voorburg is zijn 17 kilometer lange werkterrein. Rijkswaterstaat huurt hem in voor een gebied ter grootte van 21 hectare, tussen op- en afritten en taluds, tot aan Rotterdam toe.

De jacht kan in Nederland in het algemeen niet rekenen op veel begrip bij het publiek. Bovendien stellen veel mensen beheersjacht -die biologen bijvoorbeeld noodzakelijk achten om het evenwicht in stand te houden- op één lijn met plezierjacht: knallen voor je lol. Toch vindt er ook jacht plaats zonder geweer, maar met behulp van een dier, een fret.

Jan-Willem van de Water is al 25 jaar ‘fretteerder’. Hij werkt met een fret, een tam gemaakte bunzingsoort, met een geelwitte of donkere pels. Van de Water trekt er zo’n twintig keer per jaar met zijn fretten op uit om konijnen uit hun holen te verdrijven. Hij vangt één tot tien konijnen per keer. Zijn record is 55 beestjes op een dag.

Vroeger joeg van de Water ook op vossen, maar dat is verleden tijd. “Nee, er mag niet op vossen worden gejaagd. Ze zijn beschermd. Maar twintig jaar geleden was dat wel anders. Toen kreeg je vijftien gulden voor elke dode vos die je bij de politie inleverde.”

Hij ziet de dieren nog wel regelmatig. “Er komen wel vossen voor langs het spoor, vooral op het stuk tussen discotheek Locomotion in Zoetermeer en Voorburg. Maar ik tref daar vooral doodgereden exemplaren aan. Op de begraafplaats in Zoetermeer zijn ook al vossen waargenomen.” De trein doodt ook houtduiven, roerdompen, buizerds, wilde eenden, halsbandparkieten, groene pechten en bunzings, constateert de fretteerder zo’n 150 keer per jaar.

De meeste konijnen die hij vangt, worden elders uitgezet, waar ze minder schade kunnen aanrichten. Een enkel dier komt in de pan terecht, als biologisch vlees.

Hoe werkt het?

Een frettenjacht moet zorgvuldig worden voorbereid. De jagers trekken niet zomaar op goed geluk met hun dieren het veld in.

“Er gaat veel inventarisatie aan vooraf” zegt fretteerder Jan-Willem van de Water. “Je moet toch weten waar een konijnenhol, een ‘bouw’, zit. En of het bewoond is.”

Als ze een bouw hebben gevonden, stellen enkele fretteerders zich op rond het hol. Alle pijpen (uitgangen) worden voorzien van netten. Elke jager houdt één van de pijpen van het hol in de gaten.
De fretteerer zet dan een fret voor een van de pijpen en het diertje gaat naar binnen. Van de Water: “De konijnen vluchten nu in paniek voor het roofdiertje en stuiven hals over kop naar buiten.” Daar komen ze in een van de netten terecht.

* Jagen met fretten houdt de konijnenstand op natuurlijke wijze op pijl en is minder dodelijk dan afschieten.

* De fret bijt de konijnen meestal niet dood maar jaagt de beesten naar de uitgang van het hol, waar ze in een net belanden.

Reactie achterlaten